- vuil
- vuil1{{/term}}〈het〉1 [afval, huisvuil] ordures 〈v., meervoud〉 ⇒ 〈aangekoekt〉crasse 〈v., enkelvoud〉2 [viezigheid] impuretés 〈v., meervoud〉♦voorbeelden:1 iemand behandelen als een stuk vuil • traiter qn. comme un chiengrof vuil • objet encombrant mis au rebutergens voor oud vuil liggen • être abandonné de toushet vuil afkrabben • gratter la crasse〈figuurlijk〉 met vuil gooien naar iemand • noircir qn.————————vuil2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [algemeen]sale2 [vervuild] pollué3 [bedorven] gâté4 [vuil makend] salissant♦voorbeelden:1 vuile dief! • sale voleur!een vuil gezicht zetten • prendre un air hargneuxvuile hond! • canaille!vuile schooier! • salaud!een vuile vent • un sale typevuil weer • un sale tempseen vuile zaak, een vuil zaakje • une histoire sordideiemand vuil aankijken • jeter un regard noir à qn.zich vuil maken • se salir〈figuurlijk〉 zijn handen ergens niet vuil aan willen maken • ne pas vouloir se salir les mains〈sport en spel〉 vuil spelen • faire de l'antijeuvuil in de mond zijn • être ordurier2 een vuile rivier • un fleuve pollué3 vuile vis • du poisson pourri4 vuil werk verrichten • faire un travail salissanthet vuile werk opknappen • faire le sale boulot¶ zijn salaris vuil in handen krijgen • toucher le brut
Deens-Russisch woordenboek. 2015.